Borstvoeding biedt de beste bescherming tegen allergieën. Bij kindjes die volledig borstvoeding krijgen, is de kans op een voedselallergie slechts 0,5%; bij zuigelingen in het algemeen ligt dat rond de 2-3%. Vaak krijgen kindjes echter onterecht het stempel 'voedselallergie'. Dat heeft er onder andere mee te maken dat de symptomen die een kindje kan laten zien - veel spugen, huiduitslag, 'verkouden', ontroostbaar huilen, krampen, etc. - ook te maken kunnen hebben met een andere oorzaak, bijvoorbeeld reflux, een verkeerde drinktechniek, strakke tongriem en nog veel meer. Verdenk je je kindje van een allergie, neem dan eerst contact op met je lactatiekundige om te ontdekken of er niet iets anders de oorzaak van de klachten is.
Voedselovergevoeligheid heeft te maken met het immuunsysteem (de afweer). Enkele grote stoffen, die door de darmwandgaten heen kunnen, zorgen er soms voor dat er antistoffen gemaakt worden tegen zichzelf (ze heten dan ‘allergeen’). Antistoffen kun je zien als een legertje dat je lichaam probeert te beschermen.
Elke keer dat er van deze allergenen door de darmwandgaten komen, wordt dit legertje antistoffen actief en gaan ze ook nog eens extra soldaten aannemen (er worden steeds meer antistoffen gemaakt). Dit blijft natuurlijk niet onopgemerkt voor een lichaam en deze reageert op dit groeiende legertje antistoffen door allerlei klachten te laten zien.
Je kindje wordt dus niet ziek van de allergene voedingsstoffen, maar van de aanmaak van antistoffen die deze veroorzaken.
Je kunt je misschien wel voorstellen dat hoe vaker een kindje blootgesteld wordt aan de allergenen, hoe groter het legertje antistoffen wordt, en hoe heftiger het lichaampje hierop reageert. Een voedselovergevoeligheid is dus niet direct na de geboorte vast te stellen, maar ontdekken veel ouders en hulpverleners pas na een paar weken, waarin de klachten steeds erger worden.
Tegelijkertijd groeit, door de inname van moedermelk, de beschermlaag van de darmpjes steeds verder dicht. Rond de 6 maanden oud, kunnen kindjes dus al heel wat minder last hebben en meer dan 50% van de allergische kinderen hebben rond hun eerste jaar geen voedselovergevoeligheid meer. Men schat dat het aantal voedselovergevoelige kindjes in Nederland op zo’n 2-3% ligt.
Veel klachten of symptomen van voedselovergevoeligheid bij pasgeborenen kunnen ook een andere oorzaak hebben. Ze komen namelijk overeen met klachten die je ook ziet bij een slechte drinktechniek (door bijvoorbeeld een strakke tongriem), reflux, spruw of een teveel aan voormelk. Omdat voedselovergevoeligheid tegelijkertijd ook iets is dat niet veel voorkomt, is het belangrijk overige factoren eerst proberen uit te sluiten. Een lactatiekundige kan hier uitstekend bij helpen.
Bloedonderzoek
Bloedonderzoek is niet altijd even betrouwbaar en zal dus vooral ondersteunend gebruikt worden.
Eliminatietest
Dit is de meest gebruikte en betrouwbare test en gaat uit van het weglaten (=elimineren), weer geleidelijk introduceren en opnieuw weglaten van de verdachte voedingsmiddelen.
Voor de begeleiding tijdens een eliminatietest wordt een doorverwijzing naar een diëtist aangeraden. Deze kan goed helpen bij het bepalen van een schema, want het moet natuurlijk niet zo zijn dat je als moeder nog maar zo weinig kan/mag eten, dat je daardoor liever stopt met de borstvoeding. Juist jouw moedermelk is belangrijk voor de opbouw van de beschermlaag in de darmpjes van je kindje.
Ook wanneer je als moeder langer een bepaald dieet moet volgen, kan een diëtist je adviseren over aanvullende preparaten.
Wanneer je kindje 6 maanden is en je wilt vast voedsel introduceren naast de borstvoeding, kan de diëtist je hierin goed van advies voorzien.
Wil je een voorbeeld voor een eliminatietest? Klik dan op de volgende button.
Een voedselovergevoeligheid kun je niet voorkomen of behandelen. Wel kun je er voor zorgen dat de klachten niet optreden of niet verergeren.
Copywright